Overzicht

Rechtbank Oost-Brabant wijst afkoelingsperiode af

Rechtbank Oost-Brabant wijst afkoelingsperiode af

In deze uitspraak moest de rechtbank Oost-Brabant zich buigen over een verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode. De onderneming bemiddelt bij de totstandkoming van gas- en elektracontracten tussen eindgebruikers en aanbieders van gas en elektra. Door de coronacrisis en het moedwillig onrechtmatig handelen van een ex-medewerker en een inmiddels op non-actief gestelde medewerker is de continuïteit van de onderneming in het gedrang gekomen. De onderneming wil haar schuldeisers een WHOA-akkoord aanbieden. Om dit te kunnen realiseren moet een afkoelingsperiode worden afgekondigd omdat de ex- en op non-actief gestelde medewerker een faillissement hebben aangevraagd.

Klik hier om de volledige uitspraak te lezen.

Meld u aan om de volledige video te bekijken!

Bekijk volledige video

Gelukt!

je wordt automatisch doorverwezen naar de video

Oeps! Er is iets misgegaan bij het versturen van dit formulier.

Huidige situatie

De inkomensstroom van de onderneming ligt stil, omdat zelfstandigen die namens de onderneming bemiddelen de relatie hebben beëindigd en klanten hun betalingsverplichtingen hebben opgeschort. Hierdoor is het aannemelijk dat de onderneming haar schulden niet meer kan betalen. De onderneming wil haar schuldenlast met behulp van de WHOA saneren om zodoende een faillissement te voorkomen. Ook is de onderneming druk om de beschadigde handelsrelaties te herstellen om de liquiditeitsstroom weer om gang te krijgen.

Afkoelingsperiode

Een afkoelingsperiode is noodzakelijk om een akkoord tot stand te kunnen brengen. Volgens de onderneming is dit in het belang van alle crediteuren omdat de gezamenlijke schuldeisers in een faillissementsscenario slechter af zullen zijn. Ook worden de crediteuren niet in hun belangen geschaad. De op non-actief gestelde medewerker zal per twee weken ten minste 50% van het loon voldoen, zodat nog geruime tijd gebruik kan worden gemaakt van de loongarantielening van het UWV.

De ex- en op non-actief gestelde medewerkers stellen dat een verzoek tot een afkoelingsperiode moet worden afgewezen. Zij stellen dat niet aan de basisvoorwaarden van de WHOA wordt voldaan, omdat de rechten van werknemers buiten het akkoord gelaten moeten worden. Ook zijn zij van mening dat de onderneming niet aan haar lopende verplichtingen kan voldoen. Als laatste geven zij aan dat de belangen van de crediteuren wezenlijk worden geschaad omdat de werknemers hun rechten op de loongarantieregeling van het UWV verspelen als er geen faillissementssituatie plaatsvindt.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende is gebleken dat aan de vereisten voor het afkondigen van een afkoelingsperiode is voldaan. Zo heeft de onderneming onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij aan haar lopende verplichtingen kan voldoen, daarmee wordt de mogelijkheid om een akkoord aan te bieden in twijfel getrokken en valt niet aan te nemen dat de schuldeisers met een afkoelingsperiode zijn gediend.

Aan het vereiste dat de belangen van schuldeisers die een faillissementsverzoek hebben ingediend door het afkondigden van een afkoelingsperiode niet wezenlijk worden geschaad, is niet voldaan volgens de rechtbank. De ex-medewerker heeft nog twee maanden salaris, vakantiegeld en vakantiedagen tegoed. De onderneming stelt echter dat dit door een tegenvordering wordt gecompenseerd. De rechtbank vindt dat dit onvoldoende is aangetoond. Daarnaast stelt de onderneming dat op non-actief gestelde medewerker per twee weken ten minste 50% van het loon zal ontvangen, zodat nog geruime tijd gebruik kan worden gemaakt van de loongarantielening van het UWV. Echter heeft een medeweker ingeval van faillissement slechts 13 weken recht op salaris onmiddellijk voorafgaande aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Door een afkoelingsperiode vindt een faillissement pas later pas, waardoor het salaris over de maanden februari en maart buiten de loongarantie van het UWV vallen. Dit terwijl de ex-medewerker juist over deze maanden geen salaris heeft ontvangen.

Conclusie

Het verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode is door de rechtbank afgewezen, omdat niet is voldaan aan de vereisten voor toewijzing daarvan. Een rechtbank zal een afkoelingsperiode pas toewijzen als wel aan de vereisten wordt voldaan. Deze vereisten zijn:

  1. In de eerste plaats moet de afkoelingsperiode noodzakelijk zijn om de onderneming tijdens de voorbereiding van en onderhandeling over hat akkoord voort te zetten.
  2. Daarnaast moeten de belangen van de gezamenlijke schuldeisers met een afkoelingsperiode zijn gediend en mogen de belangen van schuldeisers die het faillissementsverzoeken hebben ingediend niet worden geschaad.

In deze zaak was van dit laatste geen sprake.