De feiten
De onderneming in kwestie levert volledige “cloud-based” oplossingen voor het identificeren, volgen, vastleggen en registreren van data van fysieke objecten (bijvoorbeeld gereedschappen). De klanten van de onderneming zitten met name in de luchtvaartindustrie. De luchtvaartindustrie is echter hard geraakt door de COVID-19 crisis, als gevolg waarvan de onderneming (mede) in zwaar weer is komen te verkeren. Eén van de schuldeisers heeft het faillissement al aangevraagd.
De onderneming denkt echter nog door te kunnen, onder meer door haar markt uit te breiden naar de windmolenindustrie. De onderhandelingen daarover lopen. Als dit lukt, zouden de prognoses voor de onderneming sterk kunnen verbeteren.
Aan haar schuldeisers heeft de onderneming inmiddels een akkoord aangeboden. Insteek van dit akkoord is dat de schuldeisers aandelen krijgen in de onderneming. Door de winsten op die aandelen, kunnen de schuldeisers (een deel van) hun vorderingen terugverdienen. De onderneming hoopt dat er meer schuldeisers zullen instemmen met het akkoord als er duidelijkheid is over de onderhandelingen met de windmolenindustrie.
In de tussentijd heeft de onderneming behoefte aan een afkoelingsperiode, om de onderhandelingen in rust voor te zetten en de schuldeisers een (eventueel aangepast) akkoord aan te kunnen bieden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt eerst vast dat er alleen een afkoelingsperiode kan worden afgekondigd als dit verband houdt met een akkoord of een voorgenomen akkoord. Daarvan is sprake. De onderneming heeft al een akkoord voorgelegd waarover een deel van de schuldeisers heeft gestemd en ook heeft de onderneming verklaard dat zij (nogmaals) in contact wil treden met schuldeisers. Verder is door de onderneming toegezegd dat een eventueel aangepast akkoord binnen twee maanden zal worden aangeboden.
De rechtbank oordeelt vervolgens dat aan drie vereisten moet zijn voldaan om een afkoelingsperiode toe te wijzen. Er moet summierlijk blijken dat:
- Een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming tijdens de onderhandelingen en voorbereiding van het akkoord voort te zetten;
- De belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend zijn bij de afkoelingsperiode;
- Individuele beslagleggers en/of schuldeisers niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
Aan deze vereisten is volgens de rechtbank voldaan.
Eén van de schuldeisers heeft al het faillissement aangevraagd en ook andere schuldeisers verlangen concrete acties. Met de schuldeisers die het faillissement heeft aangevraagd is vooralsnog een tijdelijke regeling getroffen, maar het risico op een faillissement als er geen afkoelingsperiode wordt afgekondigd is reëel volgens de rechtbank.
Daarnaast neemt de rechtbank aan dat de belangen van de schuldeisers gediend zijn bij de afkondiging van een afkoelingsperiode. Op die manier krijgt de onderneming namelijk de kans om aan de schuldeisers een akkoord aan te bieden waarvan kan worden aangenomen dat het voor hen een beter resultaat oplevert dan het alternatief van het faillissement.
Eventuele wezenlijke belangenschade voor derden ziet de rechtbank op dit moment niet.
Het verzoek om een afkoelingsperiode te gelasten wordt dan ook toegewezen.
Verplichting tot informeren over voortgang
De rechtbank vindt het wel noodzakelijk om geïnformeerd te worden over de voortgang van de akkoordprocedure. De onderneming moet de rechtbank door middel van een schriftelijk verslag op de hoogte brengen van de acties die zijn ondernomen om tot een akkoord te komen en wanneer het eventuele aangepaste akkoord is of zal worden voorgelegd.