De huidige situatie
In 2019 is de vennootschap, inclusief de licentie om de merknaam te gebruiken, overgegaan naar een andere eigenaar. Daarbij zijn ten gunste van de oud-eigenaar zekerheden op de activa gevestigd. Hoewel de onderneming in 2019 al verlieslatend was, is geprobeerd tot een gezonde bedrijfsvoering te komen door de kosten te drukken. Door corona is dit niet gelukt en heeft de oud-eigenaar haar zekerheidsrechten uitgewonnen. Hierdoor zijn nagenoeg geen activa meer aanwezig. Ook zijn er geen ondernemingsactiviteiten meer.
De rechtbank stelt dan ook vast dat het verzoek betrekking heeft op een vennootschap met een onderneming die geen activiteiten meer ontplooit, nagenoeg geen activa meer heeft en die slechts een hoge schuldenlast heeft. Een meerwaarde voor de schuldeisers kan slechts gerealiseerd worden door externe financiering van een akkoord. De oud-eigenaar wenst een rol te spelen bij de afwikkeling en heeft daarom de intentie om een bedrag beschikbaar te stellen. De financiering is echter nog niet rond.
Het afkoelingsperiodeverzoek
Om de meerwaarde te kunnen realiseren, moet de afwikkeling niet verstoord kunnen worden door een faillietverklaring. Het bedrijfstakpensioenfonds en een crediteur van de onderneming hebben namelijk op 2 mei 2022 het faillissement van de onderneming verzocht. Met de crediteur is inmiddels een regeling getroffen. Om het akkoord te laten slagen, moet de faillietverklaring van het pensioenfonds gedurende de afkoelingsperiode worden geschorst. Dit is mogelijk door middel van een afkoelingsperiode.
Echter ziet de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) niet toe op vorderingen voor achterstallige premies van een pensioenfonds. Het pensioenfonds wenst integraal betaald te worden, maar heeft geen zekerheid dat dit zal gebeuren. Ook heeft zij geen vertrouwen in het welslagen van een akkoord. De onderneming heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij in staat is om een faillissement af te wenden.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank van Amsterdam wijst het verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode af omdat de onderneming onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat met een WHOA-akkoord een beter resultaat kan worden behaald dan met de afwikkeling in faillissement. De ondernemingsactiviteiten liggen al enige tijd stil, de gestelde financiering is niet concreet gemaakt en de onderneming heeft onvoldoende inzicht gegeven in haar financiële situatie. De meerwaarde bij een gecontroleerde afwikkeling is hierdoor niet aannemelijk geworden.