Overzicht

Afkondiging afkoelingsperiode

Afkondiging afkoelingsperiode

Na aanvang van een WHOA-traject kan een schuldenaar de rechter verzoeken om een zogeheten afkoelingsperiode af te kondigen. In die periode kunnen schuldeisers zich niet op goederen van de schuldenaar verhalen, kunnen beslagen op verzoek worden opgeheven en worden verzoeken tot surseance of faillietverklaring geschorst. Een dergelijk verzoek lag voor bij de rechtbank Den Haag, die op 2 april jl. hierover besliste.

Lees de volledige uitspraak hier.

Meld u aan om de volledige video te bekijken!

Bekijk volledige video

Gelukt!

je wordt automatisch doorverwezen naar de video

Oeps! Er is iets misgegaan bij het versturen van dit formulier.

Wat zijn de feiten van deze WHOA-uitspraak?

Op 2 maart 2021 is door de schuldenaar een startverklaring voor het starten van een WHOA-traject gedeponeerd. Het gaat om een besloten traject; details over de schuldenaar en de betrokken branche zijn niet openbaar gemaakt. Tien dagen later heeft de schuldenaar primair verzocht tot afkondiging van een afkoelingsperiode voor de duur van vier maanden. Daarnaast verzocht hij tot opheffing van een beslag op bedrijfsauto’s en een beslag op overige roerende zaken, zoals inventaris en voorraden. De beslagen waren gelegd door verschillende beslagleggers.

De schuldenaar voert aan dat de omzet in 2018 sterk is gedaald door toetreding van een nieuwe speler op de markt waar hij actief is. De jaren 2018 en 2019 waren verlieslatend en in 2019 en 2020 is een reorganisatie doorgevoerd, waardoor de omzet op peil kwam in 2020 en dat jaar licht positief werd afgesloten. De schuldenaar voert aan dat het naar schatting vanaf juni 2021 niet meer zal lukken om de lopende verplichtingen te voldoen en daarnaast ook aan bestaande betalingsregelingen voor oude schulden te voldoen.

De schuldenaar verzoekt de afkoelingsperiode om te voorkomen dat het herstructureringsproces verstoord wordt en om te voorkomen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers daardoor worden benadeeld. Er hangen al diverse maatregelen boven het hoofd van de schuldenaar, zoals uitwinning van pandrechten en beslagen. De schuldenaar voert aan dat de gezamenlijke schuldeisers beter af zijn met een afkoelingsperiode en een akkoord dan met een faillissement. Voor het kunnen aanbieden van een akkoord is echter wel continuering van de bedrijfsvoering nodig.

Wat oordeelt de rechtbank?

De rechtbank toetst allereerst of een afkoelingsperiode noodzakelijk is. De rechtbank overweegt dat de mogelijkheid van verhaalsacties en uitwinning van zekerheden een herstructureringsproces zal verstoren of zelfs onmogelijk zal maken, terwijl continuering van de bedrijfsvoering nodig is. De rechtbank oordeelt dan ook dat summierlijk is gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming voort te kunnen zetten terwijl voorbereidingen en onderhandelingen over een akkoord plaatsvinden.

De rechtbank dient ook te toetsen of de schuldeisers niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad door een afkoelingsperiode. Zij meent dat dit het geval is op grond van de aangevoerde feiten en omdat uitgangspunt van de schuldenaar is dat de schuldeisers bij een akkoord meer zullen ontvangen dan in een faillissement. Ook overweegt de rechtbank dat de pandhouder en beslagleggers niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad door een afkoelingsperiode. De rechtbank komt tot de slotsom dat zij een afkoelingsperiode van drie maanden zal afkondigen, onder meer omdat de schuldenaar meent daar genoeg aan te hebben.

De schuldenaar verzoekt ook om opheffing van gelegde beslagen. De rechtbank wijst dat niet toe ten aanzien van het beslag op de bedrijfsauto’s. De schuldenaar heeft aangevoerd dat deze auto’s nodig zijn voor de bedrijfsvoering, maar een beslag staat niet in de weg aan het gebruik maken van de auto’s. Opheffing van het beslag op de roerende zaken, waaronder voorraad, wordt wel toegewezen omdat de voorraad verbruikt moet worden om de onderneming voort te kunnen zetten.

Tenslotte meent de rechtbank dat zij ter bescherming van de belangen van de schuldeisers ambtshalve – dus op eigen initiatief van de rechtbank – een observator moet aanwijzen. De WHOA maakt dit mogelijk. Een observator houdt toezicht op totstandkoming van het akkoord en dient daarbij oog te hebben voor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers. De rechtbank overweegt dat zij deze beslissing neemt gelet op de duur van de afkoelingsperiode, het feit dat een adviseur mogelijk als financier zal optreden en het feit dat de bestuurders niet alleen bestuurders maar ook schuldeisers zijn. Bovendien zijn deze (rechts)personen hoofdelijk schuldenaar en borg uit hoofde van de bankfinanciering. Een observator is onder die omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk.

Conclusie

Als een afkoelingsperiode is verzocht, toetst de rechtbank of die periode noodzakelijk is en of de belangen van de schuldeisers niet wezenlijk worden geschaad door die periode. Als beide toetsen worden doorstaan, wijst de rechtbank de afkoelingsperiode toe.

Een schuldenaar kan verzoeken om opheffing van reeds gelegde beslagen. De rechtbank wijst dat toe wanneer de opheffing van een beslag nodig is om tot een akkoord te komen. Bovendien kan de rechtbank ambtshalve een observator aanstellen wanneer zij meent dat dit nodig is om de belangen van de gezamenlijke schuldeisers te waarborgen. Wanneer wel verzoek wordt toegewezen en wanneer een observator wordt aangesteld, hangt af van de concrete feiten van ieder traject.