Overzicht

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt vroegtijdig over bepaalde aspecten van een WHOA-akkoord

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt vroegtijdig over bepaalde aspecten van een WHOA-akkoord

Met de WHOA heeft de onderneming veel flexibiliteit om tot een akkoord te komen met haar schuldeisers, terwijl de betrokkenheid van de rechter beperkt is tot het moment waarop het homologatieverzoek wordt ingediend. Om meer zekerheid te krijgen over de haalbaarheid van het akkoord, kan de onderneming de rechtbank tussentijds verzoeken om uitspraak te doen over bepaalde aspecten van een akkoord. De onderneming in deze zaak maakte daar gebruik van.

Lees hier de volledige uitspraak.

Meld u aan om de volledige video te bekijken!

Bekijk volledige video

Gelukt!

je wordt automatisch doorverwezen naar de video

Oeps! Er is iets misgegaan bij het versturen van dit formulier.

De ondernemingen

In deze WHOA-procedure wordt een hele groep van entiteiten bij het akkoord betrokken. Eén van de ondernemingen verhuurt kunstwerken aan bedrijven en particulieren. Deze onderneming houdt een grote hoeveelheid kunstwerken in consignatie. De voorwaarden waaronder de kunstwerken in consignatie zijn gegeven, zijn vastgelegd in overeenkomsten tussen de zustermaatschappij van de onderneming en de leverancier van de kunstwerken. De zusteronderneming beheert de voorraden en heeft contracten gesloten met de klanten en kunstenaars.  Ook de moedermaatschappij van beide ondernemingen wordt in het akkoord betrokken.

De onderneming die kunstwerken verhuurt is een financiering aangegaan bij de Rabobank. Voor deze financiering zijn pandrechten aan de Rabobank verleend. Ook zijn alle groepsmaatschappijen aansprakelijk voor de volledige schuld. Op 5 november 2021 bedroeg de schuld ongeveer € 3,2 miljoen. De looptijd van drie leningen verliep op 1 januari 2022. Het openstaande saldo op deze leningen bedraagt ongeveer € 2,3 miljoen en is niet aan de Rabobank terugbetaald. Om de gesecureerde positie van Rabobank vast te stellen, heeft de onderneming haar actief laten taxeren. Uit de taxatie blijkt een onderhandse verkoopwaarde van € 1,3 miljoen en een liquidatiewaarde van € 600.000, -. De taxateur verwacht dat de verpande activa in een doorstart een bedrag van € 700.411, - zal opbrengen.

Het voorgenomen akkoord

Om tot een akkoord te komen, heeft de onderneming ook de reorganisatie- en vereffeningswaarde van de hele groep laten vaststellen. De waarde van de groep zonder herstructurering is € 1.345.000, -, terwijl de waarde na een succesvolle herstructurering € 1.994.000, - bedraagt. In het WHOA-akkoord wordt de reorganisatiewaarde verdeeld onder de schuldeisers. Twee van de huidige aandeelhouders behouden hun aandelen in de moedermaatschappij. Daarnaast wordt de schuld aan de kunstenaars buiten het akkoord gehouden.

Het aspectenverzoek

Tussen Rabobank en de onderneming bestaat verschil van inzicht over een aantal aspecten die van belang zijn bij het tot stand brengen van een akkoord. Hierdoor is de rechtbank verzocht om een beslissing te nemen over deze aspecten, zodat duidelijkheid ontstaat of het akkoord kans van slagen heeft en/of het akkoord aangepast moet worden.

Waardering van verpande zaken

De onderneming heeft de rechtbank verzocht om te oordelen of de waardering van de zaken die onder het pandrecht van Rabobank vallen, volgens juiste maatstaven heeft plaatsgevonden. Om te bepalen welk deel van de vordering gesecureerd is, wordt uitgegaan van de waarde die naar verwachting door Rabobank op basis van haar pand- of hypotheekrechten verkregen zou worden in het geval van faillissement. Om de waarde vast te stellen moet worden ingeschat wat het meest waarschijnlijke scenario is. In dit geval kan naar verwachting een doorstart worden gerealiseerd. De onderneming is bij het vaststellen van het gesecureerde deel van de vordering van Rabobank terecht uitgegaan van een faillissementsscenario waarbij een doorstart wordt gerealiseerd en dat deze waarde ligt in het midden tussen de door haar deskundig [onderneming 3] vastgestelde liquidatiewaarde en de onderhandse verkoopwaarde.

Gevolgen van de hoofdelijke aansprakelijkheid richting Rabobank

Aangezien alle drie de entiteiten aansprakelijk zijn voor de volledige schuld aan de Rabobank, wil de onderneming weten of de vordering van Rabobank in alle drie de akkoorden voor het geheel moet worden meegenomen. Het uitgangspunt in de wet is dat als door meerdere hoofdelijke schuldenaren een akkoord wordt aangeboden, de schuldeiser in de akkoordprocedures kan opkomen voor het gehele bedrag van haar vordering totdat zijn vordering ten volle is gekweten. Dit betekent dat Rabobank voor haar gehele vordering in alle akkoordprocedures kan opkomen. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de vordering van Rabobank in de juiste klassen is ingedeeld doordat het verzekerde deel is ingedeeld in een klasse met een preferentie en het onverzekerde deel in een concurrente klasse.  

Valt de Cosignatievoorraad onder het pandrecht?

De rechtbank oordeelt dat de Cosignatievoorraad niet valt onder het pandrecht van Rabobank. De onderneming is namelijk geen voorwaardelijk eigenaar van de in cosignatie gegeven kunstwerken, maar houdt de kunstwerken op basis van de overeenkomsten in bewaring voor de kunstenaar. In de overeenkomsten staat weliswaar een koopoptie. In de regel zal een kunstwerk pas worden aangekocht als één van haar klanten tot aankoop wil overgaan. Onder deze omstandigheden vloeit uit de cosignatieovereenkomsten niet een voorwaardelijk eigendomsrecht voort waarop ten gunste van Rabobank een pandrecht is gevestigd.

Cash-out optie voor de Rabobank

In de wet staat dat schuldeisers het recht hebben om te kiezen voor een uitkering in geld ter hoogte van het bedrag dat zij bij een vereffening in faillissement zouden ontvangen. Hierop geldt een uitzondering voor schuldeisers met een voorrang die voortvloeit uit pand of hypotheek die de schuldenaar bedrijfsmatige financiering heeft verstrekt. Rabobank is van mening dat zij aanspraak kan maken op een cash out, omdat deze uitzondering niet geldt als gevolg van de beëindiging van de financieringsovereenkomst. De rechtbank verwerpt dit standpunt.

De onderneming wil uitsluitsel of Rabobank voor het concurrente deel van haar vordering aanspraak kan maken op een uitkering in geld, of dat de uitzonderingsregel ook voor dit deel van de vordering geldt. De rechtbank acht zich niet in staat om te beslissingen of de Rabobank recht heeft op een uitkering in geld voor het concurrente deel van haar vordering. Vandaar dat een prejudiciële vraag wordt gesteld aan de hoge raad.

Mogelijke schending van de absolute priority rule

De rechtbank is van mening dat de absolute priority rule niet werd geschonden. De aandeelhouders behouden hun aandelenbelang omdat hun inbreng cruciaal is voor het voortbestaan van de onderneming en het realiseren van de reorganisatiewaarde. De aandeelhouders brengen € 200.000,- in en doen afstand van hun achtergestelde vorderingen. Aangezien er geen andere partijen zijn die de benodigde investering kunnen of willen doen, is het volgens de rechtbank redelijk om van de wettelijke rangorde af te wijken bij de verdeling van de reorganisatiewaarde. Ook worden de belangen van Rabobank niet geschaad omdat de volledige reorganisatiewaarde over de schuldeisers wordt verdeeld.

De schuld aan de kunstenaars wordt buiten het akkoord gelaten, omdat het gaat om relatief kleine bedragen. Daarnaast voorkomt het betalen van de vergoedingen onrust in de markt, kan de onderneming worden voortgezet en kan de reorganisatiewaarde gerealiseerd worden. Door deze groep schuldeisers buiten het akkoord te laten, wordt voorkomen dat zij hun overeenkomst opzeggen en hun kunst terugvragen. Hierdoor wordt daling van de reorganisatiewaarde voorkomen. De rechtbank oordeelt dat er een redelijke grond bestaat voor het buiten akkoord laten van de kunstenaars.

Stemmen

De onderneming heeft vorderingen verpand aan de Rabobank. Aangezien in de wet staat opgenomen dat wanneer het economisch belang geheel of in overwegende mate ligt bij een ander dan de schuldeiser door vorderingsrechten, de andere partij kan worden uitgenodigd om over het akkoord te stemmen. In deze zaak is Rabobank niet inningsbevoegd waardoor alleen de schuldeisers stemgerechtigd zijn.

Andere aspecten

De rechtbank kan geen antwoord gegeven of de klassenindeling klopt, de gehanteerde waardes en uitgangspunten volledig en voldoende zijn, het is toegestaan om in bepaalde klassen onderscheid te maken tussen de wijze van uitkering en of Rabobank de financieringsovereenkomst kan beëindigen op basis van de ipso facto-clausules.

Conclusie

Het aspectenverzoek helpt ondernemers om meer duidelijkheid te krijgen over de haalbaarheid van het akkoord. Het is echter van belang om verzoeken concreet te formuleren, zodat de rechtbank hierover kan beslissen. Indien vragen algemeen zijn geformuleerd, onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd of geen verband houden met het akkoord, kan de rechtbank hierover geen oordeel vormen.