Overzicht

De nasleep van een gehomologeerd akkoord

De nasleep van een gehomologeerd akkoord

In een eerder nieuwsbericht hebben wij u geïnformeerd over het Haarlemse lichtinstallatiebedrijf Jurlights dat ontsnapte aan coronafaillissement dankzij de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA). Voorafgaand aan de homologatiezitting heeft 1 van de schuldeisers de rechtbank verzocht om het akkoord af te keuren. Voor dit verzoekschrift moet diezelfde schuldeiser € 2.076,- aan griffierecht betalen. Echter is de schuldeiser het hier niet mee eens en stapt naar de rechter.        

Lees hier de volledige uitspraak.

Meld u aan om de volledige video te bekijken!

Bekijk volledige video

Gelukt!

je wordt automatisch doorverwezen naar de video

Oeps! Er is iets misgegaan bij het versturen van dit formulier.

Wat zijn griffierechten?

Griffierechten zijn de kosten die aan de rechtbank betaald moeten worden voor het in behandeling nemen van een rechtszaak. Deze kosten moeten worden betaald in civiele zaken, bestuursrechtelijke zaken en in belastingzaken. Het bedrag moet betaald worden aan de griffie (het secretariaat) van de rechtbank, vandaar dat het griffierecht wordt genoemd.

De hoogte van de kosten hangt af van de hoogte van de vordering en of de eiser een particulier of een organisatie is. Het griffierecht wordt betaald door de eiser. In deze zaak moest de schuldeiser € 2.076,- aan griffierecht betalen.  

Redenen voor bezwaar

De schuldeiser eist dat de griffierechten ter hoogte van € 2.076-, wordt terugbetaald. Hiervoor worden de volgende 3 redenen aangegeven:

  1. De tenaamstelling is onjuist en in de nota wordt gesproken over een dagvaardingsprocedure in plaats van een verzoekschriftprocedure.
  2. De verplichting tot betaling van griffierecht staat niet in de wetgeving over de WHOA vermeld en de griffie heeft de eiser hiervan niet op de hoogte gesteld.
  3. Het vragen van griffierechten na mondelinge behandeling van de zaak is in strijd met redelijkheid en billijkheid. Ook staat de hoogte van het griffierecht niet in verhouding tot de belangen van de schuldeiser.

De rechtbank stelt vast dat op basis van de aangevoerde argumenten de griffierechten niet terugbetaald hoeven te worden. Het feit dat een deels onjuiste nota is verzonden, maakt geen verschil voor de verplichting om griffierecht te betalen. Daarnaast kon de schuldeiser wel degelijk weten dat hij griffierecht moest betalen, omdat dit staat vermeld in de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). Wanneer de schuldeiser het Wgbz had geraadpleegd, kon hij ook een belangenafweging maken. Op basis van de gegevens kon hij bepalen of de hoogte van het griffierecht in verhouding stond met zijn belang om het akkoord af te laten wijzen.

Conclusie

De rechtbank verklaart het bezwaar tegen de griffierechten ongegrond. De griffierechten worden hierdoor niet aan de schuldeiser terugbetaald. Hieruit blijkt dat ook schuldeisers die op basis van de afwijzingsgronden een verzoek tot afwijzing van een homologatieverzoek indienen, griffierechten moeten betalen. Voor deze schuldeisers is het van belang om een belangenafweging te maken: wegen de kosten voor het indienen van een verweerschrift zwaarder dan de mogelijkheid dat een akkoord wordt goedgekeurd en hierdoor een vordering deels kan worden afgeschreven.