Overzicht

Verzoek om afkoelingsperiode afgewezen

Verzoek om afkoelingsperiode afgewezen

De rechtbank Noord-Nederland heeft het verzoek om een afkoelingsperiode afgewezen, omdat de noodzaak voor een afkoelingsperiode ontbreekt. In deze zaak is namelijk geen acute dreiging van schuldeisers die hun vordering zullen opeisen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Meld u aan om de volledige video te bekijken!

Bekijk volledige video

Gelukt!

je wordt automatisch doorverwezen naar de video

Oeps! Er is iets misgegaan bij het versturen van dit formulier.

Huidige situatie

De onderneming in deze zaak heeft op 28 januari 2022 een verzoek tot een afkoelingsperiode ingediend bij de rechtbank. Doordat het bestuur de afgelopen jaren onvoldoende oog heeft gehad voor de financiële presentaties van de onderneming en doordat de verkoop is afgenomen als gevolg van COVID-19, is de financiële en liquiditeitspositie van de onderneming afgenomen. Om de levensvatbaarheid te beoordelen, heeft de onderneming IMK ingeschakeld. Uit het herstelplan van IMK blijkt dat de onderneming, dankzij recent doorgevoerde kostenverlagingen, levensvatbaar is en zonder de bovenmatige financieringslasten positieve kasstromen zal genereren. Momenteel is de schuldenpositie echter te zwaar en daarom bedreigend voor de continuïteit van de onderneming.

Om een faillissement te voorkomen is de onderneming bezig met het voorbereiden van een WHOA-akkoord. Alle schuldeisers hebben ingestemd met het akkoord, met uitzondering van één schuldeiser. Deze schuldeiser heeft één van de door haar verstrekte kredieten opgezegd en de onderneming verzocht om € 106.346,33 voor 31 januari 2022 af te lossen. Met het akkoord zal de schuldeiser volledig ingelost worden, maar zij weigert mee te werken aan de randvoorwaarden die nodig zijn om het akkoord te bereiken. Om de onderneming tegemoet te komen, heeft de schuldeiser de opeistermijn verlengd met 2 maanden. De onderneming is van mening dat de kou nog niet uit de lucht is en een afkoelingsperiode noodzakelijk is om verder te kunnen onderhandelen en tot een akkoord te komen. Ook is de onderneming bang dat één van haar leveranciers zijn leveranties zal staken waardoor de hoofdactiviteit van de onderneming stil zal komen te liggen.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank wijst een afkoelingsperiode toe als dit noodzakelijk is om de onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten. Aangezien de schuldeiser de opeistermijn met 2 maanden heeft verlengd, is de rechtbank van mening dat de bedrijfsvoering op dit moment niet zodanig in gevaar is dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om het bedrijf te kunnen voortzetten. Ook vindt de rechtbank dat het niet in de lijn van de verwachtingen ligt dat één van de overige schuldeisers hun vordering te gelde zullen maken nu zij met het principeakkoord hebben ingestemd. Hierdoor oordeelt de rechtbank dat het afkondigen van een afkoelingsperiode niet noodzakelijk is.  

Conclusie

De rechtbank kondigt in deze zaak geen afkoelingsperiode af, omdat een afkoelingsperiode niet noodzakelijk is om de onderneming voort te zetten tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over het akkoord. In deze zaak bestaat geen dreiging dat schuldeisers (verhaals)maatregelen zullen nemen.